Maya Undina Herrera
Te lezen in
Aan de overkant van de weg stond een jong meisje met bloemenslingers. Zij was onvoldoende beschermd tegen de wind en moest uitnodigend lachen naar automobilisten , terwijl ze tegelijk probeerde zich warm te houden.
Hij zag Maya en Maya zag hem. Ze stonden ver genoeg van elkaar vandaan om elkaar ongegeneerd te kunnen bekijken. Ik ben mooi, dacht Maya, en tegelijk trok er een rilling door haar lijf. Ik had een jas aan moeten trekken, dacht ze.
Maya (…) had duivelse plannen en ze was erop gebrand ze uit te voeren. Ze was niet langer meer een reddende engel. Lucifer was in haar gekropen. Ze was een reddende duivel geworden. Een hels vuur brandde in haar onderbuik.